Richtlijn 2024/2853: Een nieuw Europees tijdperk voor productaansprakelijkheid
- Wim Vermeiren
- 10 jul
- 4 minuten om te lezen
Inleiding
Op 23 oktober 2024 heeft de Europese Unie een fundamentele hervorming van het productaansprakelijkheidsrecht doorgevoerd met de vaststelling van Richtlijn (EU) 2024/2853. Deze nieuwe richtlijn vervangt de aloude Richtlijn 85/374/EEG, die dateerde van 1985.
Hoewel die oorspronkelijke richtlijn destijds baanbrekend was, bleek ze in de loop der jaren steeds minder geschikt om te beantwoorden aan de complexiteit van moderne producten, digitale systemen en innovatieve technologieën zoals artificiële intelligentie.
De nieuwe richtlijn is bedoeld om deze lacunes te dichten en het aansprakelijkheidsrecht aan te passen aan de realiteit van een digitale en gedigitaliseerde samenleving. Door in te spelen op hedendaagse uitdagingen zoals software-updates, cybersecurity, embedded AI en data-integriteit, zet Europa een belangrijke stap naar een meer consumentgerichte en technologisch veerkrachtige productaansprakelijkheidsregeling.
Van fysiek naar digitaal: een ruimer productbegrip
Waar Richtlijn 85/374/EEG hoofdzakelijk gericht was op fysieke, tastbare producten, breidt Richtlijn 2024/2853 de definitie van een ‘product’ aanzienlijk uit. Voortaan vallen ook softwaretoepassingen, AI-systemen, en zelfs digitale diensten die onlosmakelijk verbonden zijn met de werking van een fysiek product onder de reikwijdte van de aansprakelijkheidsregeling. Denk bijvoorbeeld aan de software van een zelfrijdende wagen of een medische app die verbonden is aan een draagbaar apparaat.
Bijzonder opmerkelijk is dat de richtlijn zelfs functionele digitale instructies omvat, zoals digitale fabricagedossiers of 3D-printbestanden. Wel wordt een uitzondering voorzien voor open source software die kosteloos wordt verspreid zonder commercieel oogmerk. Daarmee tracht de richtlijn een evenwicht te bewaren tussen innovatie en verantwoordelijkheid, zonder de open source gemeenschap nodeloos te belasten.
Brede aansprakelijkheidsbasis: van fabrikant tot platform
Een van de grootste hervormingen ligt in de aanzienlijke verbreding van de categorieën van potentiële aansprakelijke partijen. Naast de klassieke fabrikant kunnen nu ook importeurs, gemachtigde vertegenwoordigers van buiten de EU, distributeurs en zelfs platforms of "fulfilment service providers" aansprakelijk worden gesteld, indien de oorspronkelijke producent niet kan worden geïdentificeerd.
Opvallend is dat ook personen of bedrijven die bestaande producten wezenlijk wijzigen—bijvoorbeeld door het installeren van een software-update of een AI-gedreven verbetering—als producent kunnen worden beschouwd, met alle aansprakelijkheidsgevolgen van dien. Dit sluit aan bij het inzicht dat producten in de digitale context vaak "evolueren" na hun initiële marktintroductie en dat gebreken dus ook later kunnen ontstaan.
Een soepeler bewijsregime voor slachtoffers
Een cruciale verbetering voor consumenten is de hervorming van het bewijskader. Onder de oude richtlijn moest de benadeelde bewijzen dat het product gebrekkig was, dat hij schade heeft geleden én dat er een oorzakelijk verband bestond tussen beiden. Dat bleek in de praktijk vaak een onoverkomelijke drempel, zeker bij complexe of digitale producten.
De nieuwe richtlijn versoepelt deze vereisten op meerdere manieren. Zo introduceert ze juridische vermoedens, bijvoorbeeld wanneer het product niet voldoet aan bestaande veiligheidsvoorschriften of wanneer de complexiteit van het product het slachtoffer belemmert om zelf bewijs te leveren. In dergelijke gevallen kan de rechter oordelen dat een defect vermoed wordt aanwezig te zijn, tenzij de producent het tegendeel aantoont.
Bovendien kan de rechter de producent verplichten tot het verstrekken van technische informatie, zodat de benadeelde partij meer inzicht krijgt in de werking en eventuele gebreken van het product. Deze vorm van bewijsontsluiting versterkt de positie van consumenten aanzienlijk.
Psychische schade en data-integriteit erkend als ‘schade’
Ook op het vlak van het schadebegrip breidt Richtlijn 2024/2853 de bescherming uit. Waar voorheen alleen lichamelijke letsels en materiële schade aan particuliere eigendommen in aanmerking kwamen, erkent de nieuwe richtlijn ook medisch gediagnosticeerde psychische schade als vergoedbaar. Dit is van belang in dossiers waar bijvoorbeeld mentale schade is veroorzaakt door defecte medische apparatuur of falende alarmsystemen.
Daarnaast wordt ook verlies van digitale gegevens—zoals permanente corruptie van bestanden door een defecte software-update—expliciet erkend als schade, mits die data een economische of functionele waarde hadden voor het slachtoffer. Hiermee beantwoordt de EU aan een groeiende bezorgdheid rond digitale activa.
Opmerkelijk is bovendien dat het vroegere schadebedrag van minstens 500 euro voor materiële schade volledig is afgeschaft, zodat ook kleinere schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen.
Verlengde termijnen en rechtvaardige overgang
De richtlijn voorziet in een driejarige verjaringstermijn, die begint te lopen vanaf het moment dat de benadeelde partij kennis krijgt van de schade, het gebrek en de identiteit van de producent. Daarnaast geldt een absolute vervaltermijn van tien jaar vanaf het in de handel brengen van het product. Voor uitzonderlijke gevallen van sluimerende schade, bijvoorbeeld bij bepaalde gezondheidsrisico’s, kan deze termijn worden verlengd tot maximaal 25 jaar.
Het overgangsrecht is duidelijk: de nieuwe regels zijn enkel van toepassing op producten die vanaf 9 december 2026 op de markt worden gebracht. Producten die voordien in omloop waren, vallen nog onder het oude regime, tenzij latere aanpassingen (zoals software-updates) substantieel bijdragen aan het gebrek.
Aansluiting bij andere EU-wetgeving
De richtlijn staat niet op zichzelf, maar past binnen een breder Europees wetgevingskader. Ze is nauw afgestemd op de AI-verordening (AI Act) en de Cyber Resilience Act. Vooral producenten van slimme of verbonden producten moeten voortaan rekening houden met aanvullende verplichtingen inzake updates, gegevensbeveiliging en transparantie. Het niet naleven van deze verplichtingen kan worden beschouwd als een aanwijzing van gebrekkigheid.
Conclusie: nieuwe rechten, nieuwe verantwoordelijkheden
Met Richtlijn 2024/2853 kiest de Europese Unie resoluut voor een gemoderniseerd, consumentgericht en technologisch realistisch aansprakelijkheidsregime. Door digitale producten en software onder de aansprakelijkheidsregeling te brengen, de bewijslast te versoepelen en schadebegrippen te actualiseren, wordt het recht eindelijk afgestemd op de realiteit van vandaag en morgen.
Voor bedrijven betekent dit echter dat zij hun compliance-strategieën grondig moeten herzien. Zowel het contractuele kader als de interne risicoanalyses dienen aangepast aan deze nieuwe juridische realiteit. Transparantie, documentatie en technische veiligheid worden dé sleutelwoorden van de toekomst.
Voor consumenten is dit een duidelijke versterking van hun positie. Ze krijgen betere bescherming, meer duidelijkheid en vooral meer kansen om op effectieve wijze schadevergoeding te verkrijgen bij defecte of onveilige producten—ook als die in de cloud of in algoritmen bestaan.
Wil je ondersteuning bij de implementatie van deze richtlijn in jouw juridische praktijk, onderneming of complianceprogramma? Neem gerust contact op voor advies of een juridische analyse op maat.

Opmerkingen